Psychosociale belasting bij vroege RA

 

05/08/2024

 

Psychosociale belasting voorspelt blijvende remissie bij vroege reumatoïde artritis: het ontrafelen van de complexe wisselwerking tussen welzijn en ziekteactiviteit
Michaël Doumen, Diederik De Cock, Sofia Pazmino, Delphine Bertrand, Johan Joly, René Westhovens, Patrick Verschueren

 

Deze studie onderzocht hoe psychosociale aspecten van de ziekte de waarschijnlijkheid van het bereiken van duurzame remissie in vroege reumatoïde artritis (RA) beïnvloeden en onderzocht de richting van deze relatie. Dr. Michaël Doumen, reumatoloog-in-opleiding, rondde zopas zijn doctoraatsonderzoek af. Hij schreef deze samenvatting in verstaanbare taal.

 


Reumatoïde artritis (RA) heeft een belangrijke impact op de mentale gezondheid en het psychosociale welzijn van patiënten, ook vroegtijdig in het ziekteverloop. Onderzoek toont bovendien aan dat psychologische aandoeningen zoals depressie en angststoornissen een negatieve invloed hebben op de klinische uitkomsten van RA. Maar ook zonder psychologische diagnoses kan de manier waarop patiënten naar hun ziekte kijken – zogenaamde ziektepercepties - een rol spelen in de subjectieve impact van RA-symptomen zoals pijn. Het is echter veel minder duidelijk hoe psychosociaal welzijn, in meer algemene termen, de kans op het bereiken van optimale ziektecontrole – of remissie - beïnvloedt, en hoe processen als psychosociaal welzijn, ziektepercepties en ziekteactiviteit precies op elkaar inspelen in de vroege fase van RA. Dit artikel beschrijft de resultaten van een studie die we recent uitvoerden om dit te onderzoeken.


We analyseerden hiervoor gegevens van de Care in early RA (CareRA) studie, die de effectiviteit van verschillende behandelingsschema’s met medicatie vergeleek over 2 jaar opvolging bij patiënten met een recente diagnose van RA. In de context van deze studie werden verscheidene psychosociale indicatoren verzameld in de vorm van vragenlijsten.

 

Allereerst onderzochten we of deze psychosociale factoren, gemeten bij de start van de studie en na 16 weken, voorspellend waren voor de kans om later een stabiele remissie te bereiken (een lage ziekteactiviteitsscore van week 16 tot het einde van de tweejarige studie). Vervolgens pasten we statistische analyses toe in die groep van patiënten die op week 16 in remissie waren, om zo te onderzoeken of we binnen deze groep ook subgroepen konden onderscheiden op basis van psychosociale indicatoren.

Daarna onderzochten we de klinische impact van deze psychosociale subgroepen door na te gaan of deze groepen van patiënten ook verschilden in de termijn waarin hun ziekte in remissie bleef.

Ten slotte gingen we dieper in op de relatie tussen ziekteactiviteit en psychosociaal welzijn door een analyse toe te passen die tot doel had de wederzijdse invloed van beide concepten te ontwarren.

 


De resultaten toonden aan dat meer positieve scores voor psychosociaal welzijn en een meer optimistische kijk op de ziekte bij de start van de studie, en in het bijzonder op week 16, geassocieerd waren met een hogere kans op stabiele remissie, of optimale ziektecontrole. Bovendien konden we twee subgroepen onderscheiden onder de patiënten die in remissie waren op week 16: een groep met lage psychosociale belasting (80%) en één met hoge psychosociale belasting (20%). De groep patiënten met lagere psychosociale belasting bleef opvallend langer in remissie. Ten slotte stelden we vast dat het samenspel tussen psychosociaal welzijn en ziekteactiviteit complex en wederkerig was, en afhankelijk van de precieze fase van het ziekteverloop.


Het is dan ook duidelijk dat psychosociaal welzijn en ziektepercepties al zeer vroeg in het verloop van RA een belangrijke invloed uitoefenen op de succeskansen van behandeling, zelfs bij patiënten die in ziekteremissie zijn. Deze resultaten pleiten voor een blijvende aandacht voor algemeen en mentaal welzijn bij patiënten met RA, zelfs bij goede klinische ziektecontrole.